Vrijmetselarij en ik
Bert
Sportschool voor de geest
Roeland
Meer dan een serviceclub
Robert
Kleurijke
mensen
Dick
Op z’n best, ondanks twee linkerhanden
Eerdere Columns (Deel 1)
Najaar 2021
Door De Vogelaar
Onderweg naar ons Friese ankerpunt werd in door een foeilelijke en fout gekleurde bovenmatig grote toekan aan mijn belofte aan de webmaster die ik nog open heb staan.
De zomer is voorbij gegaan met veel regen met als gevolg daarvan een overvloedige voedsel voorraad. Dat scheelt ons weer kosten moet je maar denken want normaal gesproken is een pot vogelpindakaas en een voerkoker met zaad nauwelijks voldoende om de dag door te komen.
Nu de bomen kaler worden zien we ook dat onze vaste bezoekers een goed jaar hebben gehad. Er zit voldoende vet op de beesten en ze hebben nog tijd om zich verder vol te eten De jeugd is voor het grootste deelriant opgegroeid en doen nu al aardig mee in de “ratrace” bij de voederplek. De grote bonte specht en familie heeft dit jaar maar 1 jong laten uitvliegen.
Wel hebben we dit jaar een paar wat zeldzamere gasten voorbij zien komen, de groene specht en de zwarte uitvoering. Het is leuk om de verschillen tussen deze vogels eens te bekijken, daarover later.
Wij denken dat het feit dat wij op ons terrein al meer dan 50 jaar geen bestrijdingsmiddelen hebben gebruikt heeft kennelijk bijgedragen een steeds interessanter wordende biotoop waar insecten (soms wel vervelend voor ons)
De dierenwereld is niet anders dan de mensenwereld al denk ik dat de argumenten bij de dieren uitsluitend zijn ingegeven om te overleven. Hier zit zeker geen politieke motivatie achter. De soorten die getalsmatig in de minderheid zijn weten zich daar uitmuntend in te schikken en gaan zeker geen luidruchtige oppositie voeren. Neen: ze wachten keurig op hun beurt. Dat was altijd al zo en zal ook altijd zo blijven.
Zelfs het paartje buizerds dat al jaren boven ons gebied rondzweeft, heeft het tot nu toe niet aangedurfd om naar ons bos af te daken. Het is overigens machtig om te zien hoe ze hun prooi te pakken nemen. Elke soort heeft daarvoor zijn eigen methode, ga het veld maar een in, je zult genieten. Ik zal in een volgende column verder ingaan op die verschillen.
Net zo als wij ons eigen huis schoonhouden, velen wellicht met behulp van een betaalde kracht, zo moeten ook de nestkasten weer schoon worden gemaakt. Een soms wat vervelende klus, maar doe je het niet dan vinden ze de behuizing volgend jaar echt beneden hun stand en komen ze niet terug.
De keuze is dus niet lastig.
Mochten er bij de lezers van dit stukje proza vragen rijzen dan wil ik daar desgevraagd wel op ingaan voor zover dit binnen mijn vermogen ligt.
Een vrijmetselaar heeft tot doel een positieve bijdrage te leveren, in mijn vorige column ben ik daar wat dieper op ingegaan en heb ik een lijntje getrokken naar de fauna en flora om ons heen, die altijd weer boeit en, bij mij, voor een niet aflatende bron van geluk zorgt.
Zwart-wit
Door De Vogelaar
Voorzichtig werd ik eraan herinnerd dat het weer tijd werd voor een nieuwe stukje van “De Vogelaar”.
Vrijmetselaars komen in Open Loge bijeen, gekleed in forma met daaronder hun smoking of rok. Het contrasterende zwart-wit is voor ingewijden van grote betekenis.
In de natuur zien we ook groepen van dieren bij elkaar komen en leven. Bij de zoogdieren is de das een voorbeeld. Dit in zwart-wit uitgevoerde beestje leeft met zijn familie in omvangrijke holenstelsels.
Denk hierbij aan pinguïns, ook wel vetganzen genoemd. Dit zijn vogels al kunnen ze niet vliegen maar ze leggen wel eieren en hebben een verendek. Pinguïns zitten in grote groepen, ogenschijnlijk vredig bij elkaar, allemaal in hun eigen zwart-wit. Eigenlijk lijken zij op Vrijmetselaars; zij het zonder schootsvel en handschoenen. Waar zouden zij die handschoenen trouwens moeten laten? Ook voor het omdoen van het schootsvel komen zij helaas handen te kort. Hun samenscholen in grote groepen lijkt nogal ongeorganiseerd. Wel is duidelijk dat de ouders hun eigen jongen altijd weer terugvinden in de kolonie. Daar zien we toch een verschil met vrijmetselaren. Onze bijeenkomsten van vinden redelijk gestructureerd plaats en, gelukkig, in een warmere omgeving, dat wel gelukkig. Een overeenkomst is dat wij ook onze jongeren goed kunnen terugvinden want die zien er in onze Open Logebijeenkomsten ook net even anders uit.
Ook veel dichterbij huis zien we groepen van vogels die graag bij elkaar in de buurt zijn en ogenschijnlijk net zo gekleed zijn als wij Vrijmetselaars bij een Open Loge. We vergeten hierbij gemakshalve de staalblauwe glans die deze beestjes over hun verendek hebben. Net Vrijmetselaars dus. Ook smoking en rokkostuum willen wel eens gaan glimmen van ouderdom. De vergelijking gaat nog verder want eksters kennen een groepensysteem waarbij jonge eksters de eerste 3 jaren in een aparte jeugdgroep worden gehouden van de rest van de kolonie. In die periode moeten ze alles leren wat een volwassen ekster moet weten om een gezin te kunnen stichten. Hoe eksters dit onderscheid kunnen maken is niet echt duidelijk, de natuur heeft hier kennelijk, net als bij de pinguïns een betere of andere methode.
Wij Vrijmetselaars kennen ook zo’n groepensysteem. Wij noemen dat graden. Hierboven heb ik al aangegeven dat kleine verschillen in kleding het onderscheid in deze graden duidelijk maakt voor ieder die weet waar hij op moet letten. Gelukkig maar heeft het bij de masculiene Maçonnerie niets met gezinsplanning te maken. Dat zou met alleen maar Broeders ook wel wat lastig zijn overigens.
Een overeenkomst tussen eksters en maçons is verder dat beiden erg graag met elkaar van gedachten willen wisselen. Maar daar houdt de overeenkomst wel op. Eksters roepen luidruchtig door elkaar heen en over elkaar heen. Wij Maçons doen dat heel gestructureerd waarbij niet het hardste geluid de overhand heeft en niet wordt geïnterrumpeerd (hoewel?) en ieder op zijn beurt zijn zegje mag doen en tot dat moment luistert naar de andere sprekers.
Op een ander gebied is de natuur weer verder dan wij maçons. Zonder dit op een pleidooi te willen laten lijken voor welke verandering dan ook binnen de maçonnerie, in de natuur zijn geen masculiene en feminiene groeperingen nodig, Daar is alles al gemengd. Wij kennen nog altijd onze traditionele indeling in een masculiene Vrijmetselarij, een feminiene tak (de Weefsters) en een gemengde variant. Gelukkig kan daarbij wel één ieder kiezen wat het beste bij hem (of haar).
De ondernemer: episode 1
Regelmatig vraag ik mij af wat de definitie van ‘ONDERNEMER’ is. Waarom zult u zich misschien afvragen? Welnu beste lezer, dat heeft een oorzaak. Toen Nederland op 15 maart 2020 vanwege Corona voor de eerste keer in een lock-down ging, zaten bij praatprogramma’s als Jinek, OP1 en Beau vaak ondernemers aan tafel. Vrouwen en mannen die een eigen bedrijf(je) hebben. Allemaal zaten ze daar aan tafel met trieste verhalen. Winkelsluiting, omzetverlies, het moeten doorbetalen van de huur, enzovoorts. Ondanks de hulp van de overheid staat het water hen tot aan de lippen. Al deze verhalen aanhorend kwam bij mij regelmatig de vraag bovendrijven ‘BEN JIJ WEL EEN ECHTE ONDERNEMER?’ Ben jij niet uit hobbyisme een webshop, winkel(tje) of een horeca uitspanning begonnen? Dezelfde gedachten had ik ook wanneer er ZZP-ers werden geïnterviewd. Deze laatste groep spreekt ook over hun bedrijf. Tegelijkertijd besef ik dat ze vaak gedwongen zijn om ZZP-er te worden. Flexibele arbeidsmarkt wordt dit vanuit de overheid genoemd.
Zo ben ik maar eens het internet gaan afstruinen en kwam tot de conclusie dat er geen zwart/wit antwoord te geven is op mijn vraag: ‘WAT IS NOU EIGENLIJK EEN ONDERNEMER?’ Het ligt er sterk aan in welke context je het ziet. Wat zijn bijvoorbeeld de verschillen tussen een particulier die (veel) geld verdient via een online marktplaats, en een ondernemer die vanuit huis een kleine webshop runt? De makkelijkste manier is om te kijken naar de Kamer van Koophandel inschrijving. Zodra je daar bent ingeschreven ben je een ondernemer. Heb je geen inschrijving dan ben je plat gezegd hobby matig bezig. Tegelijkertijd kwam ik tot de ontdekking dat een instantie als de belastingdienst bij weinig activiteiten of ondernemersuren je niet als ondernemer ziet. Er wordt dan namelijk geen inkomstenbelasting afgedragen. Het bijzondere is dat de rechtelijke macht er totaal anders naar kan kijken. Een rechter kijkt vooral naar de situatie zelf. Zo kan die bepalen dat een particulier die niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel juridisch gezien wel een ondernemer is. Bijvoorbeeld als deze online dermate serieus bezig is zijn klanten de activiteiten van een onderneming te laten ervaren. Hierbij moet je denken aan een persoon die bovenmatig veel verkoopt via Marktplaats, Vinted, etc. Dat kan vergaande gevolgen hebben. Denk maar eens aan de zakelijke aansprakelijkheid die opeens van toepassing kan zijn.
Dan nu weer terug naar mijn eigen heden. Bij het lezen van dit alles zijn mijn gedachten veranderd! Al die vrouwen en mannen die ik tijdens de eerder genoemde praatprogramma’s de revue heb zien passeren ben ik anders gaan zien. Ik ben ze gaan zien als ONDERNEMERS! Immers, ze proberen op een positieve manier bij te dragen aan de economische vooruitgang van ons land. Het is dan ook zo spijtig dat ik ze in de media alleen maar heb gezien vanuit een negatieve ‘setting’ met als titel ‘Corona’.
Ik ben dus degene die zijn vooringenomen standpunt van het woord ‘ondernemer’ ben gaan wijzigen. Je hoeft geen miljoenen omzet te genereren om ondernemer te zijn. Je bedrijf naar de beurs brengen. Of omdat je een bekende ondernemer bent die van gekkigheid niet meer weet wat hij met zijn geld moet doen. We zeggen dan zo vaak, ook ik, knap gedaan. Had ik maar zo’n idee gehad. Mijn ‘wow’ gaat naar die ondernemers die moeten buffelen om hun kop boven water te houden. En dat zijn er veel in Nederland. Nu helemaal. Zij zijn zichtbaar geworden door Corona. Laten wij ze ook na Corona niet vergeten!
In episode 2 neem ik u mee hoe lang het kan borrelen alvorens je als ondernemer gaat starten. En dat ondernemers iets anders is dan ondernemerschap tonen.
Familiegeschiedenis
Door Fra Suol
Er was eens, lang geleden, in het Noord-Friese stadje Kollum een kleermaker. De man verdiende op ordentelijke wijze zijn brood met dat métier en besloot vlak na het eerste decennium van de negentiende eeuw te huwen. Uiteraard kwamen er kinderen. Veel, zoals destijds gebruikelijk was. Toch overdreef het stel niet, er werden er slechts zeven geboren, waarvan er ook nog eentje levenloos ter wereld kwam.
De jongste van het stel, een jongetje, kwam op zaterdag de eenentwintigste augustus 1830 omstreeks één uur in de middag in het huis van zijn ouders ter wereld. Hij groeide voorspoedig op, ging naar school en daarna nog eentje.
Dan, op een uiteraard niet zo heel onverwacht moment, greep de ‘overheid’ hem in de kuif en werd er van hem verwacht dat hij zijn dienstplichten zou gaan vervullen. Het tijdstip? De zevenentwintigste april van het jaar 1849. Dat jochie van toen was dus inmiddels al weer bijna negentien jaar oud.
Een paar jaar later, 1854 is het al weer, stond hij in het Friese gehucht Kooten als ondermeester voor een klasje lagere schoolkinderen. Hij ontwikkelde zichzelf, kreeg belangstelling voor de wereld om zich heen.
Een meisje trok z’n belangstelling en ze besloten in het huwelijk te treden.
Echter, vóórdat het zover was, gebeurde er iets betrekkelijk onverwachts.
De inmiddels drieëndertigjarige hulponderwijzer liet zich namelijk inwijden tot Leerling Vrijmetselaar in de Leeuwardense Loge De Friesche Trouw. Dat zelfde jaar vond tevens nog de bevordering tot Gezel Vrijmetselaar plaats.
De echtverbintenis tussen de onderwijzer en zijn bruid werd op eenentwintig maart 1864 te Harlingen bevestigd. Tevens werd hij in dat zelfde jaar tot Meester Vrijmetselaar verheven.
Over zijn Vrijmetselaarsactiviteiten is nauwelijks iets bekend. Feit is dat hij verhuisde en zich in Harlingen vestigde. Zoals verwacht mag worden, werden daar kinderen uit zijn huwelijkse verbintenis geboren. Tevens veranderde hij van werkgever en werd journalist.
In 1865 is hij een der mede-ondertekenaren van het verzoek aan het Grootoosten der Nederlanden om de Harlinger Loge Deugd en IJver nieuw leven in te blazen.
Een aantal jaren later, in 1870, verhuisde het gezin naar Amsterdam. Maar helaas, het huwelijk blijkt niet op rolletjes te lopen. Na twaalf ambachten en op z’n minst dertien ongelukken, keerde de min of meer gedesillusioneerde man terug naar zijn geboortegrond. Leeuwarden werd zijn bestemming.
Dan neemt deze geschiedenis een ietwat tragische wending. In 1877 werd de voormalige onderwijzer levenloos aangetroffen in de Leeuwarder stadsgracht. Het was zijn zwager die bij de burgerlijke stand aangifte van het overlijden deed. Dat aangetrouwde familielid was schipper-eigenaar op een boot die op de Oostzee handel dreef, maar hoogstwaarschijnlijk ook een Broeder-Vrijmetselaar.
De weduwe had na het verscheiden van haar echtgenoot vanaf dat moment een probleem. Geen geld, geen instanties die ondersteuning verleenden en vier kindermonden te vullen. Zij klopte aan, of werd wellicht bemiddeld, bij een instelling ‘Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen’. Deze vereniging werd al in 1784 opgericht, mede op initiatief van enkele enthousiaste Vrijmetselaren. Zoals de naam al aangeeft was het doel van de Maatschappij het welzijn van individu en gemeenschap te bevorderen. In Amsterdam was (en is) een sociëteit van die instelling gevestigd aan de Nieuwezijds Voorburgwal nr. 212.
Ze klopte niet tevergeefs aan en werd tot conciërge benoemd. Dankzij die betrekking, haar vrijwel zeker door Broeders-Vrijmetselaar bezorgd, was ze in staat haar kinderen op te voeden. Ze werd daardoor in staat gesteld die kinderen te kleden, van voldoende voeding te voorzien en hen zelfs een opleiding te doen verschaffen.
Haar derde kind zou jaren later als Eerste Stuurman op de grote vaart de kost verdienen en ook nog mijn grootvader worden.
Nazaten van die zwager voelden zich blijkbaar op enig moment in hun leven eveneens tot de Vrijmetselarij aangetrokken.
Eén daarvan ontmoette later, in de zestiger jaren van de vorige eeuw, op zijn werk een jonge collega. Hij wist deze kompaan te interesseren voor de Vrijmetselaarsgedachte. Met succes. Niet zo erg lang geleden vierde die collega zijn vijftigjarig jubileum als Vrijmetselaar in onze Loge In Vrijheid Gebonden.
Toch zijn deze gebeurtenissen er niet de oorzaak van dat ikzelf ooit tot Leerling Vrijmetselaar werd ingewijd. Aan dat besluit lagen andere overwegingen ten grondslag. Pas nadat ik werd ingewijd, kwam ik erachter hoe één en ander Maçonniek in elkaar steekt in mijn familiale voorgeschiedenis. Wel ben ik tot het besef gekomen dat de ware Vrijmetselaarsgedachte niet alleen in de negentiende eeuw gestalte kreeg, maar dat die, ook al leven we in een totaal andere tijd, nog steeds springlevend is.
Voorjaar 2021,
Door De Vogelaar
Corona of geen Corona. De natuur trekt zich daar gelukkig helemaal niets van aan en geeft ons daardoor hoop dat het ook voor ons weer allemaal goed zal worden in, misschien wel al, een bijna normaal voorjaar of een zomer zonder recreatieve beperkingen.
Vogels zijn weer druk in de weer met het bouwen van nesten en het aangaan van nieuwe relaties die hopelijk een vruchtbaar vervolg zullen krijgen. De kastjes die mijn partner en ik hebben opgehangen op strategische punten worden druk bezocht. Dit jaar zijn het twee koppeltjes staartmezen. Elk jaar is het weer een verrassing welke bewoners we nu weer krijgen. De boomklever zit weer op het oude nest en de grote bonte specht heeft dit jaar zijn intrek genomen in een holte van een oude boom, die we dit jaar nog maar even laten staan. Hopelijk komt hier, net als vorig jaar weer een succesvol broedsel met uiteindelijk 5 jongen die konden uitvliegen.
Met fototoestel en een verrekkijker volg ik de activiteiten van alle bezoekers en stel vast dat de hiërarchie in vogelland in ons bosje ook dit jaar niet is veranderd.
De (hegge)mussen staan onder aan de ladder en de koolmezen denken nog steeds dat ze de baas zijn. Dat zijn ze ook totdat onze grote bonte specht verschijnt, daarvoor gaan de boomklever en de boomkruiper ook aan de haal. De mezen blijven dan op een veilige afstand zitten in één van de omringende bomen en zijn direct weer terug als de “kust” weer vrij is. De zaadsilo, de vogelpindakaas en het insectenhotel worden haarscherp in het oog gehouden.
Het roodborstje en de merel blijven daarbij in onze buurt, volgen alles wat we doen en eten van wat op of in de grond te vinden is.
Er is zoveel te zien en te beleven dat een boek of cryptogram niet nodig zijn om de dag door te komen. Tijd voor het lezen van ritualen en het schrijven van een bouwstuk is er al helemaal niet. Ik moet daarbij toegeven dat mijn hoofd daar dan ook helemaal niet naar staat. Voor alles is een tijd en een plaats. Vogels spotten is in de winter en ’s avonds ook wel minder comfortabel en succesvol.
Een Vrijmetselaar heeft tot doel een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Hij oefent zich daarin door, samen met zijn broeders, zijn begrip voor dat wat hem omgeeft te vergroten en andere denkbeelden te overdenken zonder dat ze moeten worden overgenomen. Het vraagt dus een actieve (zeg jonge) geest en geen verstofte omgeving. Ik vind dat binnen de veiligheid van onze Loge bij al mijn Broeders. Dat inspireert, boeit en houdt nieuwsgierig. Maar ook de fauna in ons bosje inspireert en boeit mij iedere keer weer en blijft een bron van geluk welke ik graag met u wil delen.
Wie schrijft die blijft
Quattro stagioni (vier jaargetijden)
Geïnspireerd op de vier jaargetijden zijn er een drietal mannen in onze loge die bij toerbeurt een maandelijkse column schrijven, elke maand een stukje leesplezier voor u.
- Vrijmetselaar en Vogelaar
- Vrijmetselaar en Ondernemer
- Vrijmetselaar en liefhebber van geschiedenis en Azië
De meest recente column vind u hier onder.
Gedung Setan
Fra Suol
Enige tijd geleden bereikte me het verhaal over een logegebouw dat aan groot onderhoud toe was, ergens in Nederland. Er werd getimmerd, gemetseld en gestoffeerd. Een stadgenoot die als vloerbedekkings-expert bekend stond, werd om een offerte gevraagd voor de nieuwe geblokte vloer in de werkplaats van de loge. De ambachtsman toog aan het rekenen en men kwam tot overeenstemming. Wáár diende de nieuwe vloer aangebracht te worden. Het logelid dat zich met de stofferingsopdracht bezig hield legde uit op welk adres een en ander diende te gebeuren.
‘Wat’ riep de stoffeerder uit.’
‘Daar zitten de vrijmetselaars! Nee hoor, daar waag ik mijn personeel niet aan!’
De opdracht ging naar een ietwat ruimdenkender uitvoerder.
Alhoewel dit een anekdote van het huidig tijdgewricht is, komen vooroordelen ten aanzien van de vrijmetselarij al eeuwenlang voor. Ook in de toenmalige Nederlandse overzeese gebieden.
Gedurende de periode dat Nederlands-Indië een kolonie van ons land was, ontstonden er vanaf 1762 enkele vrijmetselaarsloges in de zetel van het bestuur, Batavia. In de loop der tijd verschenen in de kolonie loges, overal waar zich voldoende aantallen Europeanen vestigden. Aangezien de leden van die loges vrijwel allemaal in goede, tot zéér goede doen waren of zich daarvoor uitgaven, werden vrijmetselaren door menigeen met argusogen bekeken.Niet alleen door Nederlandse niet-vrijmetselaars. Met name de oorspronkelijke bewoners van de diverse eilanden waren beducht voor wat zich daar in die in hun ogen ongetwijfeld gigantische bouwwerken afspeelde.
Uit een interview met een huidige bewoner van de stad Bandung blijkt hoe men in 1937 dacht over die geheimzinnige vrijmetselaren. De man, destijds twaalf jaar, getuigde van de activiteiten van die geheime gemeente. Hij verhaalde over een enorm gebouw met vier indrukwekkende pilaren.
Het bouwwerk stond onder de bevolking bekend als Rumah Setan, oftewel het huis van de duivel. Vroeger heette de weg waar het gebouw aan stond zelfs Jalan Loji oftewel Logeweg. De mensen durfden het imposante, in de zon blakende gebouw niet zonder schroom te benaderen. Dat gevoel werd nog versterkt doordat het door bewakers beveiligd werd.
Volgens de zegsman lieten met enige regelmaat tientallen heren zich in open rijtuigjes, zogenaamde Bendy’s, of zelfs met auto’s voorrijden. Voor de gewone man in Nederlands-Indië, Nederlands of Indonesisch, onbetaalbare luxevoertuigen.
Na een korte conversatie stapte het gezelschap vervolgens het gebouw binnen. Niets afwijkends viel de twaalfjarige op aan de door de evident welgestelde heerschappen gedragen kledij. Het waren gewoon Belanda’s, Nederlanders dus.
Hij herinnerde zich dat kort nadat al die heren zich binnen het gebouw verzamelden, naargeestige geluiden zijn oren en die van zijn vriendjes bereikten. Niet de geluiden van mensen die in een moskee de koran reciteren, maar vreemd en griezelig geluid. Volgens hem beweerden veel Bandoengse inwoners destijds dat het ging over het oproepen van de geesten van overleden mensen.
Deze en veel andere gelijkluidende verhalen deden en doen nog steeds de ronde. Nog steeds is vrijmetselarij in sommige kringen gehuld in mysteriën. Nog immer gaan geruchten dat leden van die organisatie zich bekwamen in duivelaanbidding en wilde rituele orgiën organiseren. Misschien is het daarom dat de eerste president van de Republiek Indonesië, dr. Soekarno, het gebouw liet slopen en een moskee op het terrein liet optrekken.
In 1962 werd vrijmetselarij in Indonesië verboden. Jaren later werd het verbod door de vierde Indonesische president, Abdurrahman Wahid, ingetrokken. Langzamerhand dringt ook in Indonesië het besef door dat het een vereniging betreft die de bouwsymboliek als inspiratiebron gebruikt. En er wordt wel degelijk gebouwd. De leden van de Orde richten zich op het bouwen van karakter, het bouwen aan de tempel van humaniteit. Ondanks die veranderende inzichten wordt het aantal vrijmetselaren in Indonesië slechts op enkele honderdtallen geschat. Zij bezoeken loges in onder andere Singapore, Thailand en Nederland.
Misschien zijn de vrijmetselaars wel niet zo mysterieus als we denken. Vrijmetselaren verspreiden in feite de waarden van het secularisme. Vrijmetselaars zijn geen geheim genootschap. Vrijmetselaars zijn gewoon een geestrijke gemeenschap met geheimen.
Eerdere Columns (Deel 2)
De ondernemer: episode 2
In episode 1 had ik u toegezegd wat meer te vertellen over hoelang het kan borrelen alvorens je zelfstandig gaat ondernemen. Daarnaast zou ik stilstaan bij het thema dat ondernemen iets anders is dan ondernemerschap tonen. Mogelijk dat ik dit laatste onderwerp niet kan afronden in deze episode. Weet dat ik dan de draad zal oppakken in episode 3.
In deze episode blijf ik heel dicht bij mijzelf. Bij oud collega´s en vrienden stond of sta ik ook wel bekend als een Zoef de Haas. Ongetwijfeld kent u Zoef van het kinderprogramma De Fabeltjeskrant. Het enige dat voor Zoef telde, was dat hij de snelste, de handigste en de beste te zijn in alles wat hij deed. Niet alles gaat voor mij op, gelukkig maar. Het vergelijk werd en wordt gemaakt omdat ik vaak dingetjes snel en efficiënt regel(de). Vraag het maar aan Zoef, dan is het zo voor elkaar. Toch gold dit gezegde niet voor alles. In mijn jonge jaren riep ik tegen iedereen die het maar wilde horen, dat ik voor mijzelf ging beginnen. Ik word ondernemer! Maar ondernemer in wat? Een echt idee had ik niet. Vele jaren bleef het bij nadenken. Zo nu en dan borrelde er een idee naar boven dat ik ging uitwerken. Het bleef alleen bij het uitwerken, Zoef kwam niet opgang. In de jaarlijkse beoordelingen van mijn werkgever kwam het thema ondernemerschap altijd aan de orde. Dat zat wel goed, altijd een negen op de schaal van 0 tot 10. Targets werden gehaald en een proactieve houding naar (potentiële) klanten. Na dit soort gesprekken dacht ik altijd “wat ik voor de baas kan, zou ik ook voor mijzelf kunnen”. Het bleef borrelen maar geen actie.
Naast het thema ondernemen, bleven mijn gedachten ook borrelen met betrekking tot het wel dan niet lid worden van een vrijmetselaarsloge. Twee thema’s waar Zoef geen daadkracht toonde door het gewoon te doen. Zo verstreken de jaren totdat iemand mij vroeg wat ik daadwerkelijk leuk vond, waar ik goed in was en het belangrijkste: waar krijg je energie van? Na twintig jaar bij dezelfde baas was ik uitgekeken. Ik benoemde waar ik werkmatig energie van kreeg en waar ik echt goed in was. Het ontsluiten van Big Data en daaruit begrijpelijke informatie halen voor eindgebruikers. De energie borrelde niet meer, het werd een waterval. Na twintig jaar aarzelen besloot ik nu dan echt werk te maken van zaken waar IK wel energie van kreeg.
Met hulp van wat mensen in mijn naaste omgeving besloot ik een o zo vertrouwd en veilig schip te verlaten en aan de slag te gaan als ondernemer. Weg met alle zekerheden maar met steun van het thuisfront potentiële klanten benaderen. Dat was wel even wennen. Veel van die potentiële klanten behoorden tot mijn netwerk. Al snel viel ik van mijn roze wolk. Want van de ene op de andere dag zat ik aan de andere kant van het bureau. Ik had dat netwerk heel hard nodig om omzet te genereren. Hoe aardig zij mij ook vonden, je krijgt niet zomaar een opdracht. Die paar echte vrienden in je netwerk gunnen je uiteindelijk wel wat. En zo kwamen de eerste opdrachten binnen en kon geld geïnvesteerd worden in de ideeën die ik had. Ik was eindelijk ondernemer. Ik was niet meer aan het werk voor een baas maar voor mijzelf. Klanten ondersteunen zoals ik dat ook zou willen. Mijn eigen agenda bepalen en alleen die dingen doen waar je energie van krijgt. Samen met het team van gelijkgestemden dat ik in dienst had genomen. Een avontuur dat ik voor geen goud had willen missen.
Na al die jaren ben ik wel tot het inzicht gekomen dat ondernemerschap iets anders is dan ondernemen. Je hebt wel ondernemerschap nodig om te kunnen ondernemen. Van mijn collega’s in het bedrijf verwacht ik ondernemerschap. Dat hebben ze, ze verwachten alleen wel van mij dat ik onderneem. Beslissingen neem, investeringen doe, nieuwe markten aanboor, enzovoorts. Als team tonen ze ondernemerschap en dat is mooi om te zien. Het heeft even geduurd alvorens ik de stap nam, het is goed uitgepakt.
Zo heb ik er ook jaren over gedaan om de stap te zetten om lid te worden van de vrijmetselarij. Ook daar ben ik in het onbekende gestapt. Of ik er spijt van heb? Absoluut niet. Het is fijn om met gelijkgestemden te kunnen spreken over allerlei onderwerpen. Onderwerpen die je als mens doen groeien. Die groei is ook weer van belang om vol energie te kunnen ondernemen.
In de volgende episode zal ik wat dieper ingaan op het ondernemerschap zelf. Dat is denk ik in dit stuk nog onvoldoende aanbod geweest. Daarnaast neem ik u mee waarom de vrijmetselarij mij tot een ander type ondernemer heeft gemaakt.
Herman Willem Daendels
Door Fra Suol
Op donderdag de eenentwintigste oktober van het jaar 1762 zag een jongetje het levenslicht. Op zich geen wereldschokkende gebeurtenis, het kwam ook destijds vaker voor. Het huis waarin de geboorte plaats vond stond (en staat) het Gelderse stadje Hattem en wel aan wat tegenwoordig de Kerkhofstraat genoemd wordt.
Zijn vader, Burchard Johan Daendels was Stadssecretaris en steenfabrikant. De boreling kreeg de namen Herman Willem.
Gedurende zijn jeugd kreeg hij onder andere een opleiding aan het Deventer Athenaeum Illustre en daarna, vanaf september 1781, ging hij rechten studeren aan de Universiteit van Harderwijk. Niet veel later, in april 1883, promoveerde hij aan die universiteit. Hij vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad, in die tijd een plaats met ongeveer duizend inwoners.
In die periode werd blijkbaar zijn belangstelling voor de Vrijmetselarij gewekt en liet hij zich inwijden als Leerling Vrijmetselaar op donderdag de zevenentwintigste oktober van het jaar 1785. Dezelfde avond vond zoals destijds gebruikelijk, tevens zijn bevordering tot Gezel Vrijmetselaar plaats. Die toetreding geschiedde in één der oudste Loges in Nederland, le Profond Silence te Kampen met het lage getal vijftien als Logenummer. Hij was gedurende enige tijd lidmaat van die Loge.
Wat hem bewogen heeft toe te treden tot dit illustere gezelschap kan te maken hebben met zijn streven naar aanzien en welstand, maar weten doe ik dat niet. Gezien het verloop van zijn carrière kan ik hem van enig opportunisme niet vrijpleiten. Van Vrijmetselaren werd in die tijd verwacht dat zij elkaar door dik en dun steunden, ook financieel indien zulks nodig was.
Het zou na het overlijden van zijn vader niet ongebruikelijk geweest zijn als deze door zijn zoon zou zijn opgevolgd, maar in 1786 benoemde stadhouder Willem V een Orangist in de opengevallen plaats. Deze en andere door de Stadhouder genomen beslissingen leidde ertoe dat Daendels zich meer en meer als Patriot ging beschouwen. Hij ging zich scholen in militaire vaardigheden en schopte het al gauw tot kapitein van het plaatselijke exercitiegenootschap.
De Patriotten waren burgers in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die aan het einde van de 18e eeuw democratisering wilden stimuleren. Zij eisten een einde aan het absolutisme zoals dat in hun ogen door de falende stadhouder Willem V gestalte kreeg. Zij eisten hervormingen in het bestuur, begonnen zich te wapenen en drongen in de loop der jaren in steeds meer steden onder meer aan tot een democratische verkiezing van het stadsbestuur. In 1786 en 1787 escaleerde het conflict tussen de Patriotten en Orangisten zodanig dat er gevechten uitbraken en er een korte burgeroorlog woedde.
Nadat stadhouderlijke troepen op dinsdag vijf september 1786 Hattem en Elburg zonder veel moeite bezetten, namen Daendels en enige medestanders de wijk naar Zwolle. Daar beraamden zij een herovering van hun stad, maar hun initiatief strandde.
Bijna een jaar later reisde hij met Aleida van Vlierden naar Bentheim waar zij op zondag de negentiende augustus 1787 huwde. Volgens de overlevering vond dat huwelijk zonder toestemming van de prinsgezinde schoonouders plaats.
Nadat in hetzelfde jaar Willem V weer stevig in het zadel zat, dreigde voor Daendels gevangenneming en mogelijk zelfs de doodstraf. Hij werd daadwerkelijk bij verstek ter dood veroordeeld. Voor hem stond slechts een enkele optie open: vluchten. Die vlucht eindigde via omzwervingen in Duitsland en de zuidelijke Nederlanden uiteindelijk in Frankrijk
In 1792 nam hij zitting in het Bataafs Comité, dat een omwenteling in de Republiek der Zeven Vereenigde Provincies voorbereidde en zag voor zichzelf daarin een adviseursrol. Daendels maakte indruk op de Fransen, want hij beschikte over een uitgebreid netwerk van informanten en zou de Franse generaals kunnen voorzien van essentiële informatie. Ook als militair liet hij zich inzetten om zijn idealen te verwezenlijken. In Franse dienst klom hij bliksemsnel op tot brigadegeneraal. In april 1794 werd hij als zodanig benoemd in het leger van Pichegru, waarmee hij in dat zelfde jaar de Verenigde Nederlanden binnenviel.
Tijdens de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) liet Daendels met enige regelmaat van zich horen. Bij menige staatsgreep en samenzwering tegen de zich weerspannig gedragende heersende klasse had hij wel een vinger in de pap. Hierbij mag aangetekend worden dat hij zijn persoonlijke belangen zeker niet uit het oog verloor.
De na diverse militaire debacles in ongenade gevallen Daendels trok zich terug op de Noord-Veluwe. Hij kreeg van de Bataafsche Republiek ongeveer 430 hectare ongecultiveerde heidegrond in eeuwigdurende erfpacht en stichtte een grootschalige landbouwonderneming in de buurt van Heerde.
In juni 1806 herstelde koning Lodewijk Napoleon hem in zijn functies en Daendels werd luitenant-generaal van de troepen te paard. In oktober veroverde Daendels Oost-Friesland dat bij de republiek werd ingelijfd.
Aansluitend ging hij op jacht naar een eervolle betrekking in Nederlands-Indië. In 1807 werd aan zijn streven tegemoet gekomen en benoemde koning Lodewijk Napoleon hem tot Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië met de rang van maarschalk. Pas op 5 januari 1808 arriveerde hij in Batavia. Zijn belangrijkste taak was de kolonie tegen de Engelsen beschermen, die sedert lang handelsposten in Azië aan het innemen waren. In korte tijd verjoeg hij de reeds op Java aanwezige Engelse troepen.
De Vrijmetselarij in Nederlands-Indië was al actief vanaf circa 1760, dus slechts korte tijd nadat in het moederland een Grootloge werd opgericht (1756). Met initieel een sociale en charitatieve doelstelling speelden de Loges in hun bestaan een rol in het sociale leven en het educatieve beleid in Nederlands-Indië.
Op het moment dat Daendels voet aan wal zette in Batavia, bestonden daar reeds twee Loges. La Fidèle Sincérité, opgericht in november 1767 en La Vertueuse waar op 24 mei 1770 de lichten ontstoken werden.
Verder was er sedert 1801 in de handelsstad Semarang een derde Loge actief, La Constante et Fidèle. Deze Loge kwam voort uit een eerder opgerichte Vrijmetselaarsloge die vanwege allerlei perikelen nooit daadwerkelijk als geconstitutioneerde Loge heeft gewerkt.
De Bataviase Loge La Fidèle Sincérité stond bekend als de Blauwe Loge en werd voornamelijk bezocht door het lager en middenkader van de Vereenigde Oostindische Compagnie. La Vertueuse daarentegen, werd in de volksmond de Gele Loge genoemd en werd voornamelijk door leden van het hoger kader van de VOC en landeigenaren gefrequenteerd.
Het lijkt waarschijnlijk dat Daendels zich bij die Loge heeft aangesloten.
Onder de leden van La Vertueuse bevonden zich onder andere Nicolaus Engelhard, een schoonzoon van gouverneur generaal Willem Alting. Een heer waarmee Daendels het later aan de stok zou krijgen
Aan het einde van de 18e eeuw verdween de noodzaak tot geheimhouden van het lidmaatschap van de Vrijmetselaarsorde, aangezien ook de hoogste ambtenaren van de VOC leden waren: assistenten van de Gouverneur-Generaal Willem Alting en de latere Gouverneur-Generaal Johannes Siberg.
Op 18 januari 1786 werd openbaar en feestelijk de hoeksteen gelegd voor een Logegebouw in Batavia. De hoeksteenlegging gebeurde in aanwezigheid van de Gouverneur-Generaal, leden van de overheid van Batavia en diverse vooraanstaande burgers en hun echtgenoten.
Nog gedurende het bewind van Gouverneur-Generaal Daendels werd een vierde Loge opgericht en wel in Soerabaja. Deze zou De Vriendschap genoemd worden en ontstak op 28 november 1809 de lichten.
Rond 1810 vermoedde Gouverneur-Generaal Herman Willem Daendels dat de Loges broedplaatsen geworden waren van pro-Engelse sentimenten. In maart 1811 werden de Loges gesloten en archieven in beslag genomen. Engelhard en een aantal andere vrijmetselaars werden gevangengezet. Deze situatie bestendigde zich tot na het vertrek van Gouverneur-Generaal Daendels in datzelfde jaar.
Daendels bouwde gedurende zijn regeerperiode ziekenhuizen en militaire onderkomens. Wapenfabrieken in Soerabaja en Semarang en een nieuwe militaire opleidingsschool in Batavia. Tevens liet hij forten bouwen in Batavia en Soerabaja. Hij reorganiseerde niet alleen het leger; zijn tweede taak was de corruptie te bestrijden. Daartoe schafte hij de tiendenplicht af en gaf alle godsdiensten dezelfde rechten. Hij probeerde het bestuur op Java te centraliseren en de heerschappij van de feodale machthebbers in te perken.
Een anekdote ter illustratie:
Om de feodaliteit te bestrijden trok hij met een strijdmacht en enig geschut naar de kraton van de Sultan van Bantam die zich tegen het koloniale bestuur had verzet. De vermetele Daendels trok geheel alleen het grote voorplein op en eiste toegang. Een eis die kracht werd bijgezet door een op de poort gericht kanon. Op het moment dat de poort geopend werd, stapte Daendels vastberaden op de oude zwakke sultan af die de Gouverneur-Generaal op zijn troon opwachtte. Daendels trok de oude vorst van zijn zetel en nam zelf plaats. ‘Nu ben ik Sultan’ zou hij daarbij geroepen hebben.
Daendels liet de Indische vorsten voelen dat hij een koning vertegenwoordigde. Het was voorbij met de slaafse bejegening van de Javaanse aristocratie. De nieuwe bestuurder heette daarom de Tuan Besar Guntur te zijn, de grote ‘donderende’ heer.
Op zijn aanwijzingen werd een moderne ambtenarij ingevoerd en beroofde hij de afzonderlijke handelsposten van hun bestuurlijke autonomie. Hij organiseerde bestuur en rechtspraak op een moderne manier neutraliseerde misbruiken en wantoestanden uit de VOC-tijd. Hierdoor was hij niet geliefd bij de Oudgastenpartij, die klachten en beschuldigingen over hem naar Lodewijk Napoleon stuurde.
Daarvoor was ook alle aanleiding want Daendels eigende zich, in strijd met zijn instructie, landgoederen en het lucratieve monopolie op de handel in eetbare zwaluwnesten toe.
Ik meldde het reeds: Enig opportunisme was Herman Willem Daendels niet vreemd.